Geschiedenis
Geschiedenis van Kevelaer
Hoe is Kevelaer (als bedevaartsoord) eigenlijk ontstaan?
“In de Kerstperiode van 1641 hoorde de handelsreiziger Hendrick Busman driemaal een mysterieuze oproep: „Op deze plek moet je voor mij een kapelletje bouwen!”. Busman was op weg van Weeze naar Geldern en bad juist bij het hagelkruis dat op een kruising in de nabijheid van het gehucht Kevelaer stond.
Een Synode was in 1647 bijeengeroepen om het gebeuren te Kevelaer te onderzoeken. De Synode verleende kerkelijke erkenning met een voor vandaag de dag ongewoonlijke snelheid:
„Ik ben met Mechel Schrouse, die ongeveer 50 jaren oud is, getrouwd. Ik drijf met haar een kleine handel en moet om die reden, vaak hier- en daarheen reizen. Zo reisde ik in rond de kerstdagen in het jaar des Heren 1641 van Weeze over een weg die nabij Kevelaer is gelegen. Daar stond een hagelkruis.
Bij dat kruis hoorde ik een stem die mij zei: „Op deze plaats zult gij voor mij een kapelleken bouwen!”. Ik heb me erover verwonderd en alle kanten opgekeken, maar ik zag niemand.
Ik ben vervolgens verder gegaan en de stem die ik voor de eerste keer hoorde genegeerd.
Zeven of acht dagen later reisde ik nogmaals over deze route en hoorde bij dezelfde plek voor de tweede keer dezelfde stem met dezelfde woorden.
Ik hoorde de woorden die uit de richting van het hagelkruis kwamen, luid en duidelijk.
Later gebeurde, zo’n maand voor Pinksteren, het dat mijn genoemde huisvrouw Mechel in een nachtelijke verschijning bij een groot stralend licht een voorstelling van een kapelletje zag met daarin een afbeelding, welke ze enige tijd eerder in de handen van twee soldaten had gezien.
Deze soldaten hadden een papieren prentje bij zich van Onze Lieve Vrouw van Luxemburg (…). De soldaten probeerden dit prentje of enkele anderen aan Mechel (…) te verkopen.
Het prentje werd aanvankelijk in Geldern bewaard en vereerd. Hendrick Busman vertelt over het begin van de bedevaart: „Vervolgens hebben de Kapucijnerpaters en de parochie gevraagd het prentje in processie naar Kevelaer te brengen. Dat is om verschillende redenen niet gebeurd, maar de pastoor van Kevelaer heeft op de laatste zaterdagavond in mei 1642, het prentje opgehaald en het de andere dag in het heilige huisje geplaatst. Dit heilige huisje was door mij gebouwd naar het voorbeeld dat mijn vrouw in een visioen gezien had.
Noch diezelfde dag kwam een grote groep pelgrims op het kapelletje af uit Geldern en andere dorpen. Ook gebeurden er enkele wonderen, die opgetekend zijn.”